Anna Heringa is getrouwd met een arts die zich in de bezettingstijd aansluit bij het Artsenverzet. In 1942 wordt hij opgepakt, Anna blijft achter met vier kinderen. Ze neemt onderduikers in huis. Daarmee loopt ze een groot risico. In februari 1944 gaat het mis. Ze wordt opgepakt, samen met twee bij haar ondergedoken joodse vrouwen. Iemand heeft haar verraden. Via de gevangenis in Amsterdam komt ze in Kamp Vught terecht. Haar kinderen blijven alleen achter. De jongste is anderhalf, de oudste 17 jaar.
Bij aankomst in Vught moet ze alles afgeven wat ze aan en bij zich heeft. Ze krijgt een streepjurk aan en klompen. Als politiek gevangene moet ze een rode driehoek dragen op haar jurk. 's Zomers wordt die jurk verruild voor een blauwe overall. Omdat ze vrouw is, wordt ze niet kaalgeschoren, ze moet wel steeds een hoofddoek dragen. In een brief aan haar kinderen schrijft ze:
Klik om af te spelen |
|
Anna wordt ondergebracht in het Frauen KonzentrationsLager (FKL), een met prikkeldraad afgescheiden deel van het kamp waar de vrouwelijke gevangenen verblijven. De eerste maanden waren hier alleen joodse vrouwen en kinderen gehuisvest, nu zijn nog slechts 3 barakken door hen bezet.

Kampmoeder
Anna Heringa is een vrolijke vrouw, altijd behulpzaam en zorgend voor anderen. Dat komt goed van pas in de woonbarak met meer dan 200 andere vrouwen.
Een jonge mede-gevangene vertelt:
Klik om af te spelen |
|
![]() |
In de woonbarak leeft deze 'kampmoeder' met allerlei soorten mensen samen die anders elkaar nooit zouden opzoeken: arbeiders, intellectuelen en communisten. Ze leven onder primitieve omstandigheden en zijn bang. Er ontstaan vriendschappen, maar ook veel frustraties en ruzies.
De ruzies gaan om de verdeling van het eten, een plekje bij de kachel, het openen van een raam. Meestal geldt het recht van de sterkste. Er wordt veel gestolen, ook door mensen die dit onder normale omstandigheden nooit zouden doen. Daarom dragen de gevangenen hun schaarse bezittingen, zoals een tandenborstel of een potloodje, bij zich aan een touwtje onder hun kleren. Of in een zelfgemaakt buideltje, zoals Anna Heringa.
![]() |
De werkdag
Net als iedereen in het kamp, moet Anna heel vroeg opstaan. De vrouwen moeten zich wassen in een waslokaal dat eigenlijk te klein is voor zoveel mensen tegelijk. Daarna krijgen ze iets dat op koffie lijkt, een homp brood is de avond ervoor al uitgedeeld. Ondertussen schreeuwen de Aufseherinnen steeds 'schnell, schnell!', want de gevangenen moeten op tijd zijn voor het ochtend-appèl. Daarna begint de werkdag. Er wordt gewerkt van zonsopgang tot zonsondergang. In de zomer dus langer dan in de winter.

Eerst is Anna bij de naaikamer ingedeeld. Daar moet ze ongewassen gevangenen-kleding herstellen. Als ze ziek wordt, doet een vriendin een goed woordje voor haar bij Philips.
![]() |

Vrije tijd
Het leven van de vrouwelijke gevangenen wordt grotendeels beheerst door de Aufseherinnen, de hulpbewaaksters. Zij lopen in en om de woon-barakken. Schreeuwend en scheldend delen ze straffen uit naar eigen willekeur. In de werkbarakken controleren zij of er niet gepraat of geluierd wordt. Maar op zondagmiddag zijn ze vrij, net als de gevangenen. Dan is er even rust.
In haar vrije tijd schrijft Anna brieven en praat ze graag met andere vrouwen. Voor haar vriendinnen maakt ze iets aardigs van kleine lapjes katoen uit de naaikamer en uitgehaalde draadjes wol. Ze was vroeger docent creatieve vakken en vindt het heerlijk om te knutselen.
![]() |

Anna verblijft ongeveer een half jaar in Kamp Vught. Bij de ontruiming op
5 september 1944 wordt ze met alle vrouwen op transport gesteld naar het Duitse concentratiekamp Ravensbrück. In het vrouwenkamp Ravensbrück heersen vreselijke toestanden. Anna Heringa krijgt er typhus en sterft in januari 1945. Haar man en kinderen overleven de oorlog.